Roald de Boer

Copyright 2009 - 2021

De Charlatan



Early one morning,
the sun was shining,
I was laying in bed....

(Tangled up in Blue, Bob Dylan)



Proloog

Nadat hij zijn middelbare school had afgemaakt en zijn havo-diploma op zak, vertrok hij naar Amsterdam. Hij wist al heel vroeg dat hij later iets zou worden en de enige plek waar dat kon was in de hoofdstad. Via een ver familielid, 'een soort oudtante', kwam hij aan een appartement in het Centrum. Zijn vader hielp hem met verhuizen en twee keer op en neer rijden met de Volvo-stationcar was genoeg om het grootste deel van de spullen weg te brengen. De kinderboeken bleven achter in het ouderlijk huis op een plank in wat vanaf nu de logeerkamer zou gaan heten. De tafeltennistafel in de garage, onder het stof, kreeg nu eindelijk gezelschap van het net, twee balletjes en een batje waarvan het rubber losliet en het handvat gespleten was, samengebracht in een doos waar ook een medaille van de avondvierdaagse en wat bekers van lokale tennistoernooien zaten.

In de nieuwe woning werd twee dagen driftig geschilderd: alles wit, behalve de bruine badkamertegels die door de vorige bewoner waren opgeplakt in een modegevoelige stemming. In de voorkamer werd een ezel opgesteld omdat daar het beste licht was. Een opzet van een schilderij waaraan hij anderhalf jaar eerder was begonnen werd op de ezel gezet want nu had hij voor het eerst sinds het eindexamen weer tijd voor zijn eigen dingen. Om te worden toegelaten tot de Akademie zou hij moeten beschikken over een oeuvre dat hij de komende maanden bijeen ging schilderen zodat hij in het voorjaar kon deelnemen aan het toelatingsexamen.

Na het witten van de muren moest er gevierd worden en drie dorpsgenoten die inmiddels ook in de stad woonden werden uitgenodigd alsmede een ex-vriendin, die nog in het dorp woonde; evenals iemand die hij de vorige avond in het café had ontmoet en al jaren in Amsterdam woonde (maar niet kwam opdagen) en twee sociologie-studentes die hij kende van een vakantie in Frankrijk. Hij kocht voor het feest: een krat Grolsch (beugels), twee flessen rode wijn van Albert Heijn en drie zakken chips, waarvan twee met paprika-smaak. Een der dorpsgenoten bracht twee flesjes Corona-bier in en zijn ex spendeerde tien gulden aan soft-drugs.

Om half twaalf was de drank op zodat ze zich naar het café begaven waar ze de Amsterdammer ontmoetten die prompt alle aandacht van de sociologes opeiste. Naarmate de nacht vorderde werd een van de dorpsgenoten zo dronken dat hij besloot om naar huis te gaan. De overigen, inclusief de Amsterdammer, gingen naar discotheek Korsakoff omdat daar de entree gratis was en de drank goedkoop.

In Korsakoff verdween al spoedig de Amsterdammer met een van de sociologes. De andere sociologe moest dezelfde kant op als de twee overgebleven dorpsgenoten en zij vertrokken niet lang daarna, zodat hij overbleef met zijn ex die nu zo stoned en dronken was dat ze niet meer naar huis kon op haar brommer en hij haar mee moest nemen naar zijn nieuwe huis.

Omdat ze onderweg had overgegeven zoende hij haar niet in bed maar stak voorzichtig zijn hand tussen haar dijen en bewoog die op en neer. Toen hij na enkele strijkende bewegingen zijn wijs- en middelvinger tussen haar schaamlippen probeerde te schuiven ging dat zo soepel dat hij op haar klom en bij haar naar binnendrong.Verveeld bewoog hij op en neer waarbij, hoewel ze onder invloed en in diepe slaap was, een tevreden glimlach op haar gezicht verscheen.

Nadat hij zijn zaad had verschoten en op zijn rug lag met een shagje in zijn mond, overdacht hij zijn leven en vond:

ER IS NOG NIETS VERANDERD!



Donderdag

De volgende ochtend werd hij al vroeg gewekt door het getoeter van auto's en het bonzen in zijn hoofd. Het meisje naast hem sliep nog vredig en heel voorzichtig sloop hij naar de wc. In het voorbijgaan bekeek hij het opzetje op de ezel en vond dat het achterhaald was, hij zou opnieuw beginnen, iets rijpers maken.

Vervolgens zette hij thee en besmeerde twee knäckebrödjes met jam, veel meer had hij niet in huis, en bracht het naar de slaapkamer. Hij schonk thee in en fluisterde: 'Elise, ik heb een ontbijtje voor je.' Elise opende haar ogen en op de vraag of ze wel trek had in knäckebröd met jam schudde ze nee, alleen thee was voldoende. Voordat hij Elise had leren kennen had ze last gehad van anorexia en dat was nooit helemaal overgegaan; nog altijd was ze zeer slank, wat hij altijd wel mooi had gevonden bij haar lange zwarte haar, en daardoor had ze iets kwetsbaars.

Terwijl ze, zittend op het bed, voorzichtig van de hete thee nipte, keek ze zeer schalks naar hem. Ze wilde iets aardigs tegen hem zeggen maar omdat hij daar totaal geen behoefte aan had zei hij dat ze moest opschieten, hij moest nog veel doen die dag. Toen ze zich vooroverboog om hem een kus te geven zag hij haar weer kotsend voor zich en sprong hij op om zich snel aan te gaan kleden. Haar ogen werden vochtig. 'Mijn God, straks gaat ze nog janken ook', dacht hij, rende naar de badkamer en begon driftig zijn tanden te poetsen. Toen hij terugkwam was ze al aangekleed en op weg naar de deur. 'Ga je nu al, moet je niet douchen?' Trots hield ze haar schouders recht, schudde nee, en zei heel stellig: 'Nou, dag, tot ziens dan!' Ze ging weg zonder met de deur te slaan.

Even was hij vertwijfeld, dit was die breekbare Elise waar hij zoveel van had gehouden. Als hij haar nu zou terugroepen zou ze huilend in zijn armen vallen, zich verontschuldigen, nog meer huilen en hij zou haar troosten, troosten, troosten. Hij deed echter niets om haar terug te halen maar bedacht hoe hij Elise zou gaan schilderen wanneer ze ieder moment aan het huilen of aan het lachen gemaakt kon worden en hij besloot vooral veel zwarte verf te gaan kopen voor het schilderij dat hij 'Mon Elise' wilde noemen.

Eerst moest hij naar de bank om geld te halen, maar hij voelde:

VANDAAG GAAT HET NIEUWE LEVEN BEGINNEN!



Augustus

Bijna twee maanden woonde hij nu al in Amsterdam. In die tijd had de afwas zich opgestapeld, evenals de kratten vol lege bierflesjes en enkele flessen Schotse whiskey zonder inhoud. Op de ezel stond al weken een opgespannen doek, nog van de dag na het inwijdingsfeest, en hij had nog niet de inspiratie gevonden om te beginnen.

Ja, hij had wel flink naar inspiratie gezocht: vrijwel iedere avond ging hij naar het café en dronk zoals het een kunstenaar betaamde. Hij had zelfs een nacht met een van de sociologes doorgebracht, hij wist niet meer welke beweerde hij later, en Elise die van dit feit op de hoogte was gesteld door een der dorpsgenoten had nu definitief met hem gebroken door met dezelfde dorpsgenoot een relatie aan te gaan. Uit wraak vermoedde hij, en omdat de sociologe daarna niets meer van hem wilde weten voelde hij zich helemaal alleen op de wereld maar troostte zich met de gedachte dat iedere kunstenaar door een diep dal moest alvorens grote dingen te creëren.

Van 'het extraatje voor de vakantie' dat zijn vader had overgemaakt (bovenop de ouderlijke bijdrage van duizend gulden per maand) kon hij weer een week dronken worden. En toen de Amsterdammer uit het café hem aan het eind van die week een lijntje speed aanbood omdat je daar zo goed op kon schilderen, toen wist hij:

MORGEN WORD IK KUNSTENAAR!



Nacht

Die nacht kon hij niet in slaap komen en had hij voor het doek op en neer gelopen en gedacht waar hij de eerste streek voor 'Mon Elise' zou zetten. En toen hij dat daadwerkelijk had gedaan toen was de hel losgebarsten. De eerste versie was goed, heel goed, maar misschien kon het iets beter. Hij ging over op papier, er moest nog even flink worden geoefend. Strijk, zwiep, klodder, spet, strijk ging hij tekeer op het papier. Het werd beter, hij zou het kunnen. Nog meer papier, weer een 'Mon Elise', nu met iets meer rood erin.

Doorgaan, hij had het juiste gevoel te pakken, zijn geest had de totale controle over zijn lichaam. Wat hij in gedachten had voerden zijn handen klakkeloos uit, geweldig, hij ging door tot de volgende ochtend, had nu vierentwintig 'Mon Elise's'. De één alleen met zwart en geel, de ander met aardse kleuren, dan weer overheersten blauwen en allemaal hadden ze iets.

Hij zette koffie en terwijl hij zijn zoveelste shagje rookte bekeek hij de over de grond verspreidde schilderingen en bedacht dat hij ze naast elkaar kon hangen, een collage van 'Mon Elise's'. En onder het koffiedrinken klom hij zo nu en dan op een stoel om een van de beschilderde vellen aan de wand te bevestigen totdat er vijftien impressies van Elise hingen, drie rijen van vijf.

Terwijl hij zijn laatste slok van zijn vierde kop koffie nam, zoog hij zijn longen vol tabaksrook van zijn zowat honderdste shagje dat etmaal en voelde zich trots, enorm trots, want wat hier voor hem hing, wat hij zelf had gemaakt, dat had wel iets, ja dat was wel kunst. En hij ging in zijn luie stoel zitten om rustig zijn werk te analyseren. Die tweede van rechts die had krachtig rode lippen en die ernaast was ook niet slecht. Zo staarde hij nog drie uur naar zijn eigen werk, viel in slaap, en droomde:

IK GA ALLE VROUWTJES NEUKEN!



Later

Hij werd wakker van de bel. Versuft probeerde hij zich te oriënteren. Waarom zat hij in een stoel, welke dag, hoe laat was het, waar was hij eigenlijk en niet in de laatste plaats: was er werkelijk gebeld en wie zou dat kunnen zijn? Terwijl hij opstond en zoveel mogelijk antwoorden zocht werd er weer gebeld. Hij had het dus goed gehoord, er was werkelijk aangebeld. Toen hij opendeed hoorde hij een van zijn dorpsgenoten antwoorden op zijn vraag wie er was: 'Het is Hendrik-Jan hier!' Hij zei dat H.J. naar boven kon komen en strompelde zelf weer terug naar zijn stoel. Aan de muur en op de grond zag hij een hoop schilderingen die hem aanvankelijk onbekend voorkwamen.

Langzaam zette hij het een en ander op een rijtje. Zondagavond speed, die nacht doorgeschilderd en doorgegaan tot dinsdagochtend. In slaap gevallen om een uur of elf, het was nu halfvier maar was het nog wel dinsdag? Hij vroeg Hendrik-Jan die voorzichtig tussen het papier op de grond en ook de gemorste verfspatten door manoeuvreerde welke dag het was. Hendrik-Jan keek hem meewarig aan, donderdag natuurlijk, ze hadden toch afgesproken? Hij wist van niets, waarom afgesproken, wat zouden ze dan gaan doen? 'Om naar die galerie te gaan waar een neef van me werkt, er is een opening', zei Hendrik-Jan kribbig.

Er begon hem iets te dagen, maar eerst moest hij nog tot het besef komen dat het al donderdag was, hij had twee dagen in een stoel liggen slapen. 'Hoe vind je mijn werk H.J.?', vroeg hij. En H.J. antwoordde dat hij het wel goed vond, dat hij het wel zag zitten met hem, want op school was hij tenslotte ook altijd de kunstenaar geweest met zijn Italiaanse laarsjes en zijn gele vest. Daarop vertelde hij H.J. dat hij in zijn stoel had geslapen, na het schilderen op speed. H.J.'s meewarigheid was nu geheel verdwenen en had plaats gemaakt voor bewondering, maar ja H.J. had dan ook nog nooit speed gesnoven.

Samen gingen ze lopend naar de galerie, die was gevestigd in het tuinhuis van een grachtenpand, bereikbaar via de fietsengang. Er hingen drie gedichten en vijf foto's naast elkaar in een lijst, de buitenste twee foto's waren elkaars spiegelbeeld. Hij vond er niet veel aan, vooral de gedichten waarin woorden als vlieden, ontspruiten en nestelen hem niet poëtischer voorkwamen dan een dode muis in een oven. Maar er was bier! En hij kreeg zelfs een joint aangereikt, bereikte al gauw een gevoel van opperst welbehagen en besloot:

VANAVOND GA IK DANSEN!



Avond

Na het bezoek aan de galerie ging hij met H.J. naar het dichtstbijzijnde café en samen zetten ze het slempen voort. Ze bestelden de 'daghap' waardoor ze weer enigszins nuchter werden en vertrokken naar een volgende café. Rond een uur of één besloten ze naar de discotheek te gaan, hijzelf wilde graag naar Mazzo maar H.J. was daar zo fel op tegen dat ze maar naar Odeon gingen.

In Odeon troffen ze de Amsterdammer in het gezelschap van de andere sociologe en hij vroeg hem of hij niet nog wat speed voor hem had. Dat kon de Amsterdammer wel regelen, maar dan moest hij hem wel even een geeltje geven. De Amsterdammer verdween in het gedrang en kwam tien minuten later terug en drukte hem een zakje in de hand. Daarmee ging hij naar de wc en snoof gehaast, want het was vol op de plee en hij vreesde de portiers die af en toe een ronde kwamen maken.

Toen hij weer terug was haalde hij wat te drinken en ging vervolgens met zijn biertje de dansvloer op. Hij voelde zich nu wel koning. Was hij niet de veelbelovende kunstenaar, had hij niet die week enkele meesterwerkjes voortgebracht? En zag hij daar niet een prinsesje op de dansvloer? Ja hoor, ze erkende zijn adellijke grootsheid en kwam bij hem in de buurt dansen. En toen er eenmaal gehoused ging worden toen sloegen de stoppen door, ook bij het prinsesje. Twee uur lang dansten ze in elkaar nabijheid, draaiden om elkaar heen, lonkten naar elkaar en hij wist nog niet eens hoe ze heette.

Bezweet haakte hij af, hij ging een biertje halen. H.J. was nergens meer te bekennen, in een hoekje zat de Amsterdammer uitgebreid te tongzoenen met de sociologe zodat hij nog maar een biertje voor zichzelf bestelde. Op dat moment werd hij op de rug getikt, daar stond het prinsesje en ze vroeg met haar neus tegen zijn oor of hij ook voor haar wat de drinken wilde bestellen.

Met twee bier in de hand volgde hij haar naar twee lege stoelen in een aangrenzende zaal. Ze gingen zitten en ze proostten; ze vroeg hoe hij heette. Hij noemde zijn naam en stelde dezelfde vraag aan haar, Rosan antwoordde ze. Ze praatten wat over waar ze zich zoal mee bezig hielden in het leven, een vrijblijvend gesprek leek het, maar hij voelde:

VANNACHT GAAT HET GEBEUREN!



Epiloog

Rosan en hij dansten, neukten, zopen en snoven ruim zes maanden. Toen bleek dat Rosan zwanger was en in het belang van het kind stopte zij met uitgaan, roken, alcohol en drugs. Hij ging daar nog enige tijd mee door, maar alles in mindere mate dan voorheen. Zijn 'Mon Elise's' waren allemaal vernietigd en hadden plaatsgemaakt voor 'Belle Rosan's', overwegend naakten die een nieuwe periode inluidden.

Toen hun zoontje Alouisus werd geboren kocht zijn vader een huis voor het jonge gezin. Eerst moest hij door een diep dal alvorens te besluiten dat hij rechten zou gaan studeren. De dag dat hij zich inschreef voor de universiteit vertrok Rosan om ergens anders te gaan wonen en nam zij hun zoontje mee. Hij was nu een eenentwintigjarige student en ging:

EEN NIEUW LEVEN BEGINNEN!